Kijken naar restanten

     

 

back

artikel in Aziatische Kunst,april 2002

Lucien van Valen

De muurschilderingen van de Tang-graftombes zijn belangrijke getuigen van schilderingen en van schilders uit een vervlogen periode. In China, maar eveneens in Japan en in de westerse wereld vormen de iconografie van deze schilderingen en hun waarde voor de kunstgeschiedenis een bron van onderzoek voor kunsthistorici en andere onderzoekers. Als schilder vraag ik mij af hoe ze gemaakt zijn, en als wetenschapper heb ik de mogelijkheid om het antwoord op mijn vragen te zoeken door gebruik te maken van nieuwe wetenschappelijke methoden.

In 2000 was ik een maand in Xi'an, deze stad ligt in midden China in de provincie Shaanxi. Ik bracht daar een groot deel van mijn tijd door met het bestuderen van de Tang-grafschilderingen die op dit moment in het Historisch Museum van Shaanxi bewaard worden. Mede door de gesprekken met de museumstaf, met name Dr Shen Qinyan, Yang Xiaojun en Dr Zhang Qunxi werd het een heel verhelderende periode. Mijn waarnemingen terplaatse bevestigde mijn veronderstelling dat deze schilderingen niet alleen een belangrijke plaats innemen als chinees erfgoed, maar dat aan deze schilderingen tevens een ereplaats toekomt in de Wereld-kunstgeschiedenis.

Het was voor mij niet moeilijk om van de schoonheid van deze kunstwerken met hun wondermooie scenes te genieten, maar ik wilde verder kijken om de onderliggende techniek en het scheppingsproces te achterhalen, en dat is een heel andere zaak. Om de techniek van Chinese schilderingen te doorgronden moeten vooral de aspecten die voor Chinese kijkers vanzelfsprekend zijn, voor de belangstellende westerse toeschouwer worden uitgelegd. Samenwerking met verschillende specialisten is dan ook noodzakelijk om de werkwijze van de schilders goed te kunnen begrijpen en daarom is de inbreng van chemici en restaurators van groot belang voor mijn onderzoek.

Veel van de schilderingen zijn van hoge kwaliteit en de complexiteit en varieteit van de voorstellingen wijst in mijn ogen op de grote inventiviteit van de schilders.Je kunt zien dat de schilders de voorstelling op de muur ontwikkelden tijdens het schilderen, soms werd iets toegevoegd en soms werden nieuwe lijnen over de eerdere schetsen aangebracht.

Hield de kunstgeschiedenis zich in het verleden in de eerste plaats bezig met iconografie en vragen op het gebied van historische context, tegenwoordig eist het relatief nieuwe veld van de technische kunstgeschiedenis een steeds grotere plaats voor zich op. Die technische kunstgeschiedenis is mijn uitgangspunt voor het onderzoek naar deze kunstwerken, want hoe mooi ze ook zijn, de stukken waar ik op uit ben zijn nu net de minst mooie, de afgebrokkelde en kapotte delen.

Kijkend door vergrootglazen naar het oppervlak van de schilderingen in het Historisch Museum van Shaanxi verkreeg ik de eerste visuele informatie. De scheuren en barsten in sommige van de schilderingen lieten hier en daar een blik toe op de onderliggende structuur van lagen en opbouw, maar om de aard en techniek van de schilderingen goed te doorgronden is toch meer informatie nodig.

Tijdens mijn verblijf in Xian bracht ik dan ook een bezoek aan het Qianling museum, de plaats waar men ook nu nog de graftombes kan bezoeken. Met de hulp van Dr Liu Xiangyang heb ik daar monsters kunnen verzamelen van de restanten van de schilderingen van drie Tang-graven uit het begin van de 8ste eeuw van onze jaartelling. Deze restanten, zoals ik ze in de titel noem, zijn niet van grote iconografische waarde en worden om die reden misschien als minder belangrijk of als minder interessant aangemerkt. Maar juist daardoor zijn zij wel onaangeroerd gebleven. Zij bevatten het bewijs voor materiaalgebruik en zijn daarom zeer geschikt voor mijn onderzoek. Omdat deze stukken al bijna van de wand vallen, en dus onvermijdelijk verloren zullen gaan, wordt door het verzamelen ervan geen verdere schade toegebracht aan de schildering. Ze kunnen nader onderzocht worden om de structuur en de samenstelling van onderlagen vast te stellen en om de verflagen te analyseren. De monsters zijn afkomstig uit de graven van de kroonprins Yi De, de kroonprins Zhang Huai en de prinses Yong Tai. Alledrie de tombes zijn beschilderd in of rond het jaar 706. Het graf van de prinses Yong Tai is in 1959 opgegraven en de graven van beide prinsen werden in 1971 geopend. De datering van de tombes en dus ook van de schilderingen is onomstreden en ze stammen als gezegd alledrie uit de zelfde periode; de vroege Tang. Uit het onderzoek van de monsters blijkt dat ze een laagstructuur hebben die getypeerd kan worden als een extra bewijs voor deze datering, daarover later meer.

De techniek van de schilderingen

Hoewel men deze schilderingen veelal als fresco aanduidt wil ik benadrukken dat dit een onjuiste benaming is, de term 'a secco' zou beter op zijn plaats zijn. Een fresco wordt namelijk geschilderd met natte kleurstoffen in een eveneens natte verse pleisterlaag waarbij er een chemische verbinding optreedt tussen de onderlaag en de verflaag.

De Tang muurschilderingen zijn echter gemaakt op een gepleisterde muur nadat deze volledig gedroogd is. Bij deze techniek is de toevoeging van lijm onontbeerlijk voor de binding tussen de minerale en plantaardige kleurstoffen en de onderliggende pleisterlaag. Vanwege deze zuiver technische reden gebruik ik liever het woord muurschildering dan fresco.

Zoals hierboven gezegd is voor de analyse van de eerder genoemde monsters uit de graftombes een samenwerking met verschillende specialisten nodig. In het laboratorium van het Instituut Collectie Nederland in Amsterdam en met begeleiding van Karin Groen, werden en worden de verschillende testen uitgevoerd. Het voert hier te ver om alle methoden die we gebruiken te noemen, dus wil ik mij beperken tot een voorlopige interpretatie van de tot nu toe verkregen resultaten.

De grondlagen

Om de muur voor het schilderen geschikt te maken moeten eerst verschillende grondlagen worden aangebracht. De eerste laag bestaat uit grove pleister en is tussen een en twee centimeter dik. Het hoofdbestanddeel van deze laag is löss oftewel gele aarde, een ijzerhoudende lokale grondsoort waarin ook wat zand en kwarts voorkomt. In de drie onderzochte graven, zo was mij verteld, zou dit een mengsel moeten zijn van löss en stro. Tot mijn verbazing kwam uit de testen naar voren dat ook aan deze laag lijm is toegevoegd. In sommige monsters was het een dierlijke lijm, in andere monsters was proteine aanwezig die nog niet geidentificeerd is. Het is op dit moment niet mogelijk te zeggen van welk dier de lijm is gemaakt, en zeker niet om via dit onderzoek onderscheid te maken tussen de verschillende delen van dieren. Dus kan ik hier niet vertellen of de lijm van bijvoorbeeld de huid of uit de botten van dieren gemaakt is.

                                            

 

Terwijl ik de monsters van de grondlagen onderzocht, vond ik nog een andere verrassing in de vorm van een extra tussenlaag in 2 van de 3 graven. Zoals gezegd werd stro met löss gemengd, dus dat verwachten we te vinden, maar veel van de monsters bevatten daarnaast ook nog andere vezels, die er op het eerste gezicht zwart en gekruld uitzien. Zij bevinden zich in alle monsters uit het Yong Tai graf en in alle monsters uit het Yi De graf. Ik vraag mij af wat dit voor vezels kunnen zijn. Als ik ze daarna onder de microscoop leg, blijkt dat ze eerder blauw dan zwart zijn en een draaing vertonen die wijst op katoenvezel. Zo'n extra laag bestaande uit löss met katoenvezel, een zogenaamde mianhua-laag is eerder beschreven in de testresultaten uit onderzoek naar muurschilderingen in Dun Huang. Gedurende een relatief korte periode in de vroege Tang dynastie werden katoenvezels, gemengd met lijm en löss, als een dunne extra laag aangebracht, ongetwijfeld met als doel de laag te versterken. Deze laag zou dus een extra indicatie van de tijdsperiode kunnen zijn, omdat hij tot nu toe slechts in die tijd is aangetoond.

Een witte laag, die de oneffenheden in de ruwere grondlagen glad strijkt, is nodig voordat de voorstelling geschilderd kan worden. Deze laatste grondlaag bestaat uit kalk, waarin in enkele monsters ook mica wordt aangetroffen. Het meest opvallende is echter dat in alle monsters van deze witte laag dierlijke lijm is aangetoond. Dit is belangrijk omdat dit nu onomstotelijk is aangetoond. In dezelfde witte laag heb ik ook andere, hele fijne vezels gevonden. Dit zijn waarschijnlijk hennepvezels, maar het onderzoek hiernaar is nog niet afgerond.

De verflaag

Aangezien hier alleen monsters van bepaalde delen van de schilderingen onderzocht zijn, mogen hier niet zonder meer conclusies uit getrokken worden over de delen die zich nu in het museum in Xian bevinden. Het is echter zonder meer duidelijk dat rood de meest gebruikte kleur is in deze drie tombes. Het grootste deel daarvan ziet eruit als ijzeroxide of rode oker. Bij de verschillende methoden van chemisch en microscopisch onderzoek bleken er ook hier enkele onverwachte resultaten naar voren te komen. Zoals verwacht was ijzeroxide het meest voorkomende rode mineraal, maar in sommige monsters blijkt er een mengsel toegepast te zijn. Dat wil zeggen een mengsel van kleurstoffen, want in deze 'a secco' techniek wordt het mineraal altijd met lijm gemengd om zich te hechten aan de onderlaag. In alle monsters zijn de verflagen dun (20 m m tot 40 m m) maar de kleursterkte is er niet minder om.

Een van de monsters, afkomstig uit de tombe van de prinses Yong Tai, valt op in een aantal aspecten. Het is een stukje van de schildering op het boogvormige plafond tussen de twee grafkamers. Op de afbeelding is te zien dat de rode verflaag ook hier slechts 30m m dik is. Cinnaber of vermiljoen is het belangrijkste bestanddeel, maar ijzeroxide, klei en krijt zijn ook aanwezig, en verder lijm en misschien aluin. De bovenlaag die er transparant uitziet, bestaat uit krijt en is niet de lijm, die ik daar verwacht had. Dit is alleen te zien in de dwarsdoorsnede en heeft geen invloed op de rode kleur bij een frontaal aanzicht. De lijm is mogelijk vislijm en geen andere dierlijke lijm. En zoals steeds bestaat de witte laag uit een mengsel van krijt, klei en lijm.

Ook in een van de monsters uit het Yi De graf is zo'n mengsel van vermiljoen met ijzeroxide en krijt aangetoond. Verborgen in de witte laag van dit monster vond ik ook het enige spoor van lood in de vorm van een kleine bruine vlek, terwijl lood opvallend afwezig is in alle andere monsters. Een ander mengsel is gevonden in de tombe van Zang Huai. Een van de monsters leverde bij de eerste testen een probleem op: tot twee keer toe ging het monster verloren bij het polijsten van de dwarsdoorsnede voor microscopisch onderzoek. Bij de derde poging lukte het wel. Bij analyse blijkt het monster een nog niet geidentificeerd organisch rood te bevatten dat, in water oplosbaar is. Ook dit monster bevat verder nog krijt, ijzeroxide en lijm.

Veel details in deze schilderingen vragen om een geoefende en goed getrainde hand van schilderen. De hedendaagse schilders, die de kopieen van de schilderingen voor het museum schilderen, hebbben dan ook al hun kundigheid nodig om zelfs maar in de buurt van het orgineel te komen. Uit de eerste resultaten van dit onderzoek blijkt eens te meer dat er een complexe techniek aan ten grondslag ligt. Een techniek die ook anders is dan men bij de opgravingen in de jaren 60 en 70 van de twintigste eeuw kon vermoeden. Voor het behoud van de schilderingen is een goed begrip van materiaal en techniek noodzakelijk. De resultaten van het nog lopende onderzoek worden gebruikt bij het conserveren van deze kunstwerken. Op het in oktober 2001 gehouden International Academic Symposium of the Mural Paintings from the Great Tang Dynasty Tombs werden de hier beschreven resultaten van het onderzoek gepresenteerd. Over de schilders van de schilderingen in deze graven is erg weinig bekend. Ze zijn naamloos verdwenen, tot hun kunstwerken na 12 eeuwen werden opgegraven. Als in Europa bij opgravingen een graf werd ondekt uit de 8e eeuw met zulke prachtige schilderingen kan ik mij niet aan de gedachte ontrekken dat de schilder waarschijnlijk vereerd zou worden met de titel: "De onbekende meester van het Graf"

back